Advies over de conceptnota deeltijds kunstonderwijs
De minister van Onderwijs vroeg het advies van de Vlor over haar conceptnota deeltijds kunstonderwijs (dko). Die nota is de eerste stap in het voorbereidend werk voor de realisatie van een niveaudecreet voor het dko, dat moet streven naar 'verankering', 'vereenvoudiging' en 'verbinding'. Met die drievoudige ambitie worden volgens de Vlor de juiste prioriteiten gesteld. De minister erkent daarmee het kwaliteitsvolle onderwijsaanbod van het dko en zorgt ervoor dat het kan verdergezet worden. De Vlor beschouwt de nota wel eerder als een visienota: de juiste principes worden besproken, maar de concrete invulling ervan blijft erg vaag.
Verankeren in onderwijs
Hoewel het dko tot onderwijs behoort, is de beleidsmaker er tot op vandaag niet in geslaagd om het met de gepaste regelgeving daar ook degelijk in te bedden. De Vlor is tevreden te lezen dat de minister daar verandering in wil brengen. Belangrijke hefbomen daartoe zijn het opstellen van einddoelen en het voorzien van een kwalificatie met een civiel effect. Voor het opstellen van de einddoelen adviseert de raad de basisprincipes voor kerndoelen toe te passen, een concept uit zijn recent advies over een geactualiseerd beleidskader voor eindtermen, leerplannen en kwaliteitstoezicht. De kerndoelen kunnen niet alleen bestaan uit competenties beschreven in beroepskwalificaties, zoals de conceptnota voorstelt, maar moeten meerdere referentiekaders omvatten. In verband met de kwalificatie herhaalt de Vlor zijn eerder advies dat alle onderwijsopleidingen steeds onderwijskwalificerend moeten zijn. Dat wil zeggen dat ook een kwalificatie in het dko het brede leren omvat: het versterkt de leerling in zijn uitstroom naar de arbeidsmarkt, doorstroom naar hoger (kunst)onderwijs en levenslang leren. De raad haalt ook aan dat, hoewel het mogelijk moet zijn een kwalificatie te behalen, het niet hoeft elke leerling ook zover te brengen. Het leren op zich heeft ook waarde, en kan erkend worden met bijvoorbeeld EVC.
Organisatie vereenvoudigen
Vandaag wordt het dko geregeld via een kluwen aan besluiten en decreten. Een vereenvoudiging is dringend nodig, al vraagt de Vlor om er ook over te waken dat die niet leidt tot het schrappen van die essentiële zaken die de huidige kwaliteit waarborgen. De conceptnota stelt een geactualiseerde opleidingsstructuur voor. Het is voor de Vlor echter te vroeg om daarover al knopen door te hakken: er liggen nog te veel vragen en knelpunten met een beslissende impact op tafel. Hij vraagt de minister de betrokken actoren en sectoren bij elkaar te brengen om een nieuwe oefening te maken en binnen de grenzen van het beschikbare budget te zoeken naar een opleidingsstructuur die tegemoet komt aan de actuele noden. Omdat de opleidingsstructuur de ruggengraat vormt van het onderwijsniveau, is het niet nu niet mogelijk te bepalen welke financiering daaraan moet gekoppeld worden en hoe de programmatie moet georganiseerd worden. De raad beperkt zich daarom tot het vooropstellen van enkele principes.
Verbinden en verbreden
Onderzoek toont aan dat de participatiekansen aan het dko bepaald worden door de socio-economische en socio-culturele status van leerlingen. Daardoor spreekt het dko vaak bepaalde doelgroepen niet aan. Om dit te doorbreken vindt de Vlor dat er meer nodig is dan samenwerking met het kleuter- en leerplichtonderwijs. Ook samenwerkingen met andere relevante sectoren en organisaties en met andere academies en onderwijsniveaus zijn waardevol. In die samenwerking moet er ook een evenwicht bestaan tussen niet te vrijblijvende stimuli en het structureel verankeren van een samenwerking. Een samenwerking moet steeds op vrijwillige basis tot stand komen en met respect voor de eigenheid van elk onderwijsniveau. Verbreding kan echter ook maar slagen als er voldoende aandacht is voor zorg. Om ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften gemakkelijker toegang geven tot het dko, adviseert de raad een zorgkader uit te zetten in de academies en te onderzoeken hoe leerlingen op een gelijkgerichte manier de nodige zorg kunnen krijgen, in een continuüm met het leerplichtonderwijs.