Advies over de master basisonderwijs

Minister Crevits vroeg de Vlor om advies over de inzetbaarheid, de doelstellingen en de organisatorische aspecten van een master specifiek opgeleid voor het basisonderwijs. De raad bekeek deze vraag vanuit een toekomstgerichte visie om dit basisonderwijs verder te versterken. De krachtlijnen voor een sterk basisonderwijs vormen het vertrekpunt.

Nog moeilijk te beoordelen

De Vlor vindt het niet evident om het debat over de master basisonderwijs aan te gaan zonder een zicht te hebben op het aangekondigde toekomstplan voor het basisonderwijs en andere maatregelen om schoolteams verder te versterken. Bovendien is het onderzoek naar de master basisonderwijs, waarop de Vlor in eerdere adviezen al aanstuurde, niet gebeurd. Hierdoor wordt een belangrijke explorerende fase gemist. Verder is de raad van mening dat er eerst duidelijke beslissingen moeten genomen worden over het loopbaanperspectief van leraren. Ook kan de thematiek van de master basisonderwijs niet los gezien worden van de inschakeling van masters in het secundair onderwijs. Een breder debat over de koppeling van het opleidingsniveau van de leraar aan de doelgroep waaraan hij lesgeeft (kleuters, lagereschoolkinderen, leerlingen uit eerste graad secundair onderwijs, …) en een algemene visie hierop ontbreekt voorlopig.

Master en bachelor complementair

De Vlor doet dus geen concluderende uitspraken over de wenselijkheid van de master basisonderwijs, maar ziet wel mogelijkheden in deze master om het basisonderwijs en het schoolteam collectief te versterken. Het is in de complementariteit met de professionele bachelor dat de master basisonderwijs een meerwaarde kan hebben.

Door bachelor- en masterleraren in teamverband te laten samenwerken, krijgt het team meer mogelijkheden om vanuit de eigen professionaliteit autonoom antwoorden te laten formuleren op de huidige en toekomstige uitdagingen in het basisonderwijs. De master basisonderwijs is hierbij een wetenschappelijk geschoolde professional die werkt op het snijvlak van theorie en praktijk.

De waarde van de professionele bacheloropleiding kleuter- en lager onderwijs en van de leraar met specifieke bachelorcompetenties staan voor de raad dan ook niet ter discussie. De raad is ook gekant tegen een volledige vermastering van het basisonderwijs.

Mogelijke meerwaarde

Naast het collectief versterken van het team, ziet de raad nog andere mogelijkheden van de master basisonderwijs:

  • De master basisonderwijs brengt nieuwe expertise in de basisschool en dit op beheersingsniveau 7, complementair aan de professionele bachelor (beheersingsniveau 6);
  • In het basisonderwijs kan een brede diversiteit aan profielen behouden en verder aangetrokken worden;
  • De leraar basisonderwijs krijgt de kans te groeien tot master en die expertise te blijven inzetten in de dagelijkse klaspraktijk voor de bachelor leraar;
  • Er komt een rechtstreekse verbinding tussen de universiteit en de basisschool. Dit kan leiden tot een versterking van de praktijk in het basisonderwijs, maar ook tot meer academisch onderzoek dat specifiek gericht is op de didactiek van het basisonderwijs en een academische benadering van de leergebieden en van de geïntegreerde werking.

Profiel

Een master basisonderwijs moet in de eerste plaats ingezet worden als klas-of groepsleraar, maar dit neemt niet weg dat de master basisonderwijs, net zoals de bachelor, vanuit zijn eigen interesses, talenten en competenties een voortrekkersrol in het team kan innemen. In geen geval mag het inschakelen van de master basisonderwijs structureel leiden tot een (nieuw) middenkader in de basisschool.

Het is belangrijk dat de master basisonderwijs breed inzetbaar is in alle leergebieden en alle leerlingengroepen, ook al kunnen er verschillende profielen van de afgestudeerden master basisonderwijs zijn in functie van inzetbaarheid in het kleuteronderwijs en het lager onderwijs. Dit zorgt er bovendien voor dat de organisatorische vrijheid van het basisonderwijs, zoals voorzien in het decreet Basisonderwijs, behouden kan blijven. Dit is een sterk punt van het basisonderwijs.

Organisatorische aspecten basisonderwijs

Om de master basisonderwijs een goede plaats te kunnen geven in de basisscholen, zijn er een aantal belangrijke randvoorwaarden zoals de aanrekening in het lestijdenpakket, de verloning en het faciliteren van een professionele leercultuur.

Organisatie opleiding master basisonderwijs

De Vlor bekeek de vraag naar een eventuele master basisonderwijs ook vanuit het perspectief van het hoger onderwijs dat verantwoordelijk is voor het aanbod van de lerarenopleidingen. Daarvoor ging hij uit van het bovengeschetste profiel.

Bestaande opleidingen

Er bestaan vandaag reeds trajecten die een doorgroei van de professionele bachelor mogelijk maken en leiden tot een diploma: de masters pedagogische wetenschappen, opleidings- en onderwijswetenschappen; de bachelor na bachelor schoolontwikkeling en de verkorte bachelor kleuter- en lager onderwijs. Competenties die door die opleidingen worden verworven, kunnen nu ook al het team in de basisschool versterken. Alleen ontbreekt het deze opleidingen vandaag aan een civiel effect, waardoor zij aan aantrekkingskracht verliezen.

Specifieke opleiding master basisonderwijs

De brede inzetbaarheid (in alle leerlingengroepen en alle leergebieden) die verwacht wordt van een mogelijke master die specifiek is opgeleid voor het basisonderwijs, veronderstelt een onderwijsvaardigheid, zowel op vlak van inhouden van de leergebieden als op (vak)didactische vaardigheden. Onderwijsvaardigheid is dus een essentiële vaardigheid voor een master basisonderwijs. De meest geschikte en kostenefficiënte opleiding om deze onderwijsvaardigheid te verwerven, is de professionele (en niet de academische) bacheloropleiding.

De eventuele master basisonderwijs kan dan ook enkel ingericht worden als een vervolgopleiding op de professioneel gerichte bacheloropleiding kleuteronderwijs of lager onderwijs. Indien de overheid beslist tot de inrichting van een master basisonderwijs, dan stelt de Vlor een opleiding voor die bestaat uit een verplicht schakelprogramma van 60 studiepunten (georganiseerd door de universiteiten in samenwerking met de hogescholen), een specifieke master basisonderwijs van 60 studiepunten en een verdieping in de master met betrekking tot het kleuter- of het lager onderwijs.

Om de onderwijspraktijkcompetenties te garanderen, stelt de Vlor volgende specifieke toelatingsvoorwaarden voor deze opleiding voor: een diploma professionele bachelor in het onderwijs (kleuteronderwijs of lager onderwijs) en minimaal 2 jaar relevante beroepservaring in het basisonderwijs. De raad gaat er van uit dat er op deze manier studenten aangetrokken worden die een zekere binding hebben met een basisschool, waardoor de kans groter wordt dat zij nadien opnieuw kiezen voor een tewerkstelling in het basisonderwijs.

Download hier het volledige advies (PDF, 547.97KB)