Advies over de studiekeuze van het secundair naar het hoger onderwijs
De slaagcijfers in het eerste jaar hoger onderwijs blijven hardnekkig laag. Minder dan de helft van de studenten slaagt er in tussen 90 en 100 % van de opgenomen studiepunten ook effectief te behalen in het eerste jaar. Hier en daar gaan dan ook stemmen op om leerlingen in het secundair onderwijs te verplichten een algemene niet-bindende oriënteringsproef af te leggen. Die zou moeten peilen of ze de algemene startcompetenties hebben om met kans op succes het hoger onderwijs aan te vatten. De Raad Hoger Onderwijs dacht vorig en begin van dit werkjaar na over de eventuele meerwaarde van een oriënteringsproef bij de overgang van secundair naar hoger onderwijs. Het gemeenschappelijk standpunt dat de raad daarover bereikt heeft, vormt nu samen met een eerder advies over studiekeuzebegeleiding, het vertrekpunt voor een nieuw advies. De Vlor vindt dat er op korte termijn actie nodig is om de slaagcijfers te verbeteren. De oriënteringsproef zal hier echter weinig meerwaarde brengen. Het is beter om te investeren in een beleid dat het studiekeuzeproces op alle vlakken verbetert. Uit onderzoek blijkt immers dat slechte resultaten in het hoger onderwijs samenhangen een minder goede oriëntering op het einde van het secundair onderwijs.
Scholen versterken in studiekeuzebegeleiding
Secundaire scholen moeten werken vanuit een gedeelde visie op studiekeuzebegeleiding en daarover duidelijke doelstellingen formuleren. Directie, schoolteam en elke individuele leraar spelen een belangrijke rol. De Vlor vindt dan ook dat competenties in studiekeuzebegeleiding deel moeten uitmaken van het beroepsprofiel van de leraar. Leraren en clb-medewerkers moeten daarin steviger ondersteund worden met nascholing.
Studiekeuze is geen zaak van de school alleen. Zij moet hiervoor kunnen samenwerken met de clb en de pedagogische begeleidingsdiensten, maar ook met de leerlingen zelf en hun ouders.
Goed geïnformeerd kiezen
De studiekeuze moet gebeuren op basis van kwaliteitsvolle informatie, over de leerling en over de bestaande opleidingen in het hoger onderwijs.
Zelfevaluatie
Leraren hebben natuurlijk heel wat informatie over de leerling op basis van toetsen, examens en observaties. Onderzoek toont aan dat het advies van de klassenraad de beste voorspeller is van de latere prestaties in het hoger onderwijs. Ook de informatie uit het persoonlijk ontwikkelingstraject van een leerling, vanuit zijn volledige schoolloopbaan, kan een grote hulp zijn om zijn kansen in te schatten. Wat zijn zijn competenties, interesses, waarden, overtuigingen, persoonlijke doelen, …? En wat heeft hij er voor over? Dat soort informatie ondersteunt niet alleen de leerling zelf, maar kan ook de leraren die hem/haar begeleiden helpen om een goed onderbouwd advies te geven.
Instapcompetenties en instaptoetsen hoger onderwijs
Zelfkennis alleen kan echter nooit volstaan om een studiekeuze te maken. Leerlingen moeten ook weten welke instapcompetenties het hoger onderwijs verwacht.
Er circuleert enorm veel informatie over het hoger onderwijs, over de studierichtingen en de instellingen. Maar het blijft bijzonder moeilijk om goed in te schatten wat je moet kennen en kunnen om met kans op succes aan een bepaalde opleiding te beginnen. De instellingen hoger onderwijs moeten hun informatie verbeteren door voor elke afzonderlijke opleiding instapeisen helder te expliciteren en te communiceren.
De Vlor hecht ook veel waarde aan het gebruik van gevalideerde toetsinstrumenten waarmee leerlingen zichzelf kunnen positioneren ten opzichte van de startcompetenties van het hoger onderwijs. De laatste jaren zijn er heel veel van die toetsingsinstrumenten ontwikkeld door hogescholen en universiteiten (starterstoetsen, instaptoetsen, …). Er zijn er nu zoveel en ze zijn zo verschillend, dat het voor leerlingen en ook voor scholen niet meer duidelijk is hoe en waarvoor ze die toetsen kunnen gebruiken. Daarom vraagt de raad dat de overheid zou investeren in het valideren van deze toetsen zodat de psychometrische kwaliteit er van gegarandeerd is.
De Vlor ziet nog extra kansen in bijkomende instaptoetsen voor bepaalde breed-gedefinieerde studiegebieden. Dat is een opdracht die door gedegen wetenschappelijk onderzoek ondersteund moet worden en dus ook financiële consequenties heeft.
Gemeenschappelijk engagement en overleg SO-HO
De Vlor is ervan overtuigd dat een gemeenschappelijk en concreet engagement van alle actoren de studiekeuze kan versterken en intensifiëren. De raad pleit ervoor om op zeer korte termijn een structureel en permanent overleg te installeren tussen actoren uit secundair en hoger onderwijs. Zij kunnen er informatie en kennis uitwisselen over de curricula en over de onderwijskundige aanpak (lesgeven, evalueren, …) van beide onderwijsniveaus. Specifiek op het vlak van studiekeuzebegeleiding kan zo’n overlegplatform gemeenschappelijke doelen stellen en concrete afspraken maken over acties en instrumenten om heel het keuzeproces te verbeteren.