Een korte geschiedenis

Naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Vlor (2016)

De Vlaamse Onderwijsraad werd opgericht in 1991. De oprichting van de raad paste in een langere traditie waarin inrichtende machten, vakbonden en anderen adviezen formuleerden voor de onderwijsminister. De raad was de feitelijke opvolger van diverse overleg- en adviesstructuren die op hun beurt al een eerbiedwaardige traditie hadden. Omdat de onderlinge samenhang ver te zoeken was, groeide de nood aan een meer algemene onderwijsraad die het ganse onderwijsdomein kon overzien.

De Vlor moest ook het overleg in de Schoolpactcommissie vervangen. De nieuwe raad moest vorm geven aan een onderwijsbeleid én aan afspraken over planificatie van opleidingen waarin recht werd gedaan aan eerlijke verhoudingen tussen de netten. In die zin had de nieuw opgerichte Vlor ook een pacificerende rol in de verhouding tussen de onderwijsverstrekkers.

De grondwetsherziening van 1988 had eerder de gespannen communautaire verhoudingen gedeblokkeerd, ook op het vlak van onderwijs, en maakte van onderwijs een gemeenschaps- en dus Vlaamse bevoegdheid. Als gevolg hiervan geraakten heel wat onderwijsdossiers in een stroomversnelling en tekende Vlaanderen in de jaren 1989-1991 een nieuwe beleidsstructuur uit voor het onderwijs. De oprichting van de Vlor paste hierin. Een tweede mijlpaal in het bestaan van de Vlor, was de totstandkoming van het participatiedecreet in 2004. Dat decreet herdefinieerde zowel een aantal opdrachten van de Vlor als de samenstelling van de raden.

De meerwaarde van de Vlor is en blijft dat de raad een tafel en een ontmoetingsplaats is waarin de partners in het onderwijs samen overleggen over het onderwijs- en vormingsbeleid. Dat overleg betrekt niet alleen de onderwijsnetten en -vakbonden, maar geeft ook organisaties van leerlingen, studenten, ouders, werkgevers en werknemers, migranten, mensen in armoede,… een stem in het onderwijsbeleid. Een advies van de Vlor garandeert daarom ook een brede gedragenheid voor de vernieuwingen in het onderwijs.

Anno 2016 kijken we vooruit naar nieuwe processen voor de organisatie van inspraak. We zien steeds meer nieuwe methodes en momenten om burgers te betrekken. Denk maar aan de open consultaties, burgerpanels, belanghebbendenplatformen enzovoort. Wat is de plaats van de Vlor daarin? En wat is de verhouding tussen de individuele burger, het georganiseerde middenveld en het beleid? De Vlor met zijn ervaring van 25 jaar participatief werken, neemt hierin zeker zijn verantwoordelijkheid op.

Het 25-jarige kenniskapitaal van de raad vormt een rijkdom aan visies over onderwijs. De Vlor wil ook in de toekomst werken aan effectieve, onderbouwde en gedragen adviezen die stem geven aan iedereen die mee onderwijs maakt. Adviezen die het beleidswerk van de minister én van andere verantwoordelijken in het onderwijs mee kunnen bevruchten, inspireren en vorm geven.