Advies over de conceptnota Lerarenopleiding
In 2019 moet het nieuwe systeem voor de lerarenopleiding ingaan. Ter voorbereiding van een nieuw decreet lanceerde minister Crevits eind maart 2016 een conceptnota voor de hervorming van de lerarenopleiding, ‘Lerarenopleidingen versterken/wervende en kwalitatieve lerarenopleidingen als basispijler voor hoogstaand onderwijs’. Daarin lanceert ze enkele maatregelen die de lerarenopleiding kwalitatief en kwantitatief moeten versterken.
Algemene opmerkingen
Voldoende talent aantrekken?
De grote bezorgdheid van de Vlor is of met deze hervorming wel meer leerkrachten zullen aangetrokken worden, vooral in het licht van een nakend lerarentekort. Hij vraagt de overheid garanties om voldoende leerwegen open te houden.
Te sterke en te eenzijdige focus op structuurhervorming
De conceptnota focust voor de Vlor te sterk en te eenzijdig op structuren. Het brede debat over de leraar van de toekomst en de beroepenstructuur in onderwijs werd niet gevoerd. Voor de Vlor zijn dit echter de uitgangspunten waarop de lerarenopleiding gebaseerd moet zijn. Er is ook te weinig aandacht besteed aan het imago van het lerarenberoep. Als de overheid de instroom in de lerarenopleiding wil versterken, dan is dit een cruciaal punt. Daarvoor zijn sensibiliseringscampagnes nodig en moet er nagedacht worden over aantrekkelijke werk- en arbeidsvoorwaarden. De conceptnota stuurt de lerarenopleidingen sterk in de richting van een trainingsmodel, terwijl de Vlor pleit voor een breed, geïntegreerd vormingsmodel. Leraarschap is geen optelsom van afzonderlijke competenties, maar een breed, geïntegreerd geheel dat vertrekt vanuit een brede professionaliteit. De nota houdt ook te weinig rekening met hedendaagse concepten als ‘samen opleiden’ en ‘dynamische schoolteams’. Ook evoluties inzake het M-decreet en de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs, duaal leren en het secundair onderwijs, worden niet meegenomen in de conceptnota.
Nog meer denkwerk nodig
De Vlor kan zich vinden in een aantal van de voorgestelde hervormingen, maar heeft nog veel vragen bij de praktische uitwerking van de conceptnota. De raad vraagt de overheid om nog een aantal dingen nog nader te onderzoeken. Hij vraagt om betrokken te worden bij het verdere overleg hierover. Hieronder geeft hij een aantal opmerkingen mee die hij formuleert bij de bouwstenen van de conceptnota.
Opmerkingen bij de bouwstenen
Een verplichte niet-bindende toelatingsproef
De Vlor begrijpt dat die proef in eerste instantie bedoeld is om tekorten te detecteren bij instromende generatiestudenten. Het is echter nog onduidelijk hoe die proef er precies zal uitzien. De raad lijst alvast een aantal randvoorwaarden op waaraan een dergelijke proef moet voldoen. De toelatingsproef moet ingebed zijn in een degelijk onderbouwd studiekeuzetraject, mag enkel een niet-bindend karakter hebben, moet ondersteunend werken en geen studenten uitsluiten, moet voldoende sociaal neutraal of sociaal corrigerend zijn en moet goede gemonitord worden. Zij-instromers De conceptnota stelt dat decretaal zal worden verankerd dat iedere lerarenopleiding minimaal zal bestaan uit een traject voor zij-instromers en een traject voor (generatie)studenten. Dat betekent concreet dat de hogescholen de onderwijsbevoegdheid voor de zij-instroom zullen overnemen van de centra voor volwassenenonderwijs op hun vestigingsplaatsen. De conceptnota blijft echter verder nog zeer vaag over dat – nochtans cruciale - begrip ‘zij-instroom’. De Vlor vreest dat het een containerbegrip wordt en dat het onderscheid met ‘(generatie)studenten’ op termijn zal verdwijnen. De Vlor is bezorgd dat heel wat zij-instromers die vandaag hun weg vinden naar de specifieke lerarenopleiding, in de toekomst niet meer aan een lerarenopleiding zullen beginnen omwille van het minder fijnmazige aanbod, het minder laagdrempelige aanbod, het variabel traject op basis van vrijstellingen en nog te verwerven competenties, het verkorte traject van 60 studiepunten. De maatregel wijzigt ook grondig het landschap van aanbieders. De integratie van de specifieke lerarenopleiding van een centrum voor volwassenenonderwijs in een hogeschool impliceert meteen ook een samenwerking tussen de hogeschool en een universiteit. Dat is geen evidente keuze. Zo zullen universiteiten een beroep moeten doen op personeelsleden die niet bij hen in dienstverband zijn, maar terzelfdertijd wel verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de opleiding. De Vlor vraagt aan de overheid om nog verder na te denken over mogelijke organisatiemodellen en er nog meerdere uit te werken, rekening houdend met de bezorgdheid om voldoende leerwegen open te houden.
Bachelors en masters
De conceptnota situeert alle lerarenopleidingen op bachelor- of op masterniveau: de bachelor kleuter, lager en secundair onderwijs aan de hogescholen, de educatieve masters aan de universiteiten. De Vlor erkent dat als alle lerarenopleidingen bachelor- of masteropleidingen zijn, dit bijdraagt aan de transparantie en kan bijdragen aan een versterking van de kwaliteit van de lerarenopleidingen. De Vlor ziet mogelijkheden in een educatieve master voor de leraar secundair onderwijs, maar heeft vragen over de verhouding tot de domeinmaster, studietoelagen en internationale bekendheid. Voor de leraar in de kunsten voorziet de nota zowel een professionele bachelor als een educatieve master aan de ‘Schools of Arts’. De Vlor is tevreden dat de lerarenopleiding in de kunsten herdacht wordt, maar heeft bedenkingen over de verhouding met de studieomvang van andere bestaande opleidingen.
Beroepsprofiel en basiscompetenties
De conceptnota voorziet geen grondige wijziging van het beroepsprofiel. De Vlor is het daar mee eens: het profiel is voldoet aan de verwachtingen die de huidige maatschappij aan de leraar stelt en laat ruimte voor ontwikkelingen in de toekomst. De Vlor is ook tevreden dat de minister geen radicale aanpassingen aan de basiscompetenties ambieert. Hij pleit wel voor een zekere versobering. Een versobering van basiscompetenties die generiek beschreven zijn, moet opleidingen beter in staat stellen om in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Binnen die basiscompetenties wil de minister beheersingsniveaus invoeren, met o.a. ook het niveau van startcompetenties. De Vlor is het hier niet mee eens. Voor de Vlor zijn de basiscompetenties de startcompetenties van beginnende leraren.
Financiering
De Vlor heeft ook vragen bij de financiële haalbaarheid van de hervormingsoperatie. Er moeten heel wat nieuwe trajecten herdacht worden en bij gecreëerd worden en de overgangsmaatregelen zullen (extra) middelen vragen. Ook studiefinancieringsmechanismes en studiegelden moeten herbekeken worden in functie van nieuwe trajecten en alle doelgroepen.