Advies over de integratie van de schooltoelagen in de kinderbijslag
Door de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid voor kinderbijslag overgeheveld naar de gemeenschappen en gewesten. De Vlaamse Regering zet haar visie over de invulling van deze nieuwe bevoegdheid uiteen in een conceptnota ‘Voor elk gezin en elk kind een groeipakket op maat’. De Vlor geeft in dit advies een aantal algemene opmerkingen bij de conceptnota mee en staat daarna stil bij de integratie van de schooltoelagen in de participatietoeslag.
Wat verandert er op 1 januari 2019?
Het huidige systeem van rangorde verdwijnt: elk kind krijgt voortaan een onvoorwaardelijk basisbedrag van 160 euro, ongeacht het inkomen of het statuut van de ouders. Er is geen leeftijdstoeslag meer. Bovenop dat basisbedrag, kunnen een aantal toeslagen uitgekeerd worden die grotendeels voorwaardelijk zijn: een sociale toelage, een zorgtoelage en een participatietoelage met een universele participatietoeslag (ter vervanging van de schoolpremies) en een selectieve participatietoeslag (ter vervanging van de schooltoelage).
Selectieve participatietoelage: automatische toekenning van de schooltoelage
De Vlor is zeer verheugd over de vooropgestelde automatische toekenning van de schooltoelage. Hij is hiervoor al langer vragende partij omdat op die manier ook gezinnen worden bereikt die niet op de hoogte zijn van hun recht op een schooltoelage.
Doelgroep schooltoelage
De overheid gaat uit van het behoud van de doelgroep van de huidige schooltoelage: 25 % van de leerlingen zal een selectieve participatietoeslag ontvangen. De Vlor vraagt zich echter af of de samenstelling van deze doelgroep nog wel dezelfde zal zijn. Zullen huidige voorwaarden voor schooltoelagen behouden blijven? De Vlor vindt het niet opportuun om terugvorderingen te doen van schooltoelagen als een kind onvoldoende aanwezig was. Het gaat immers bijna altijd om zeer kwetsbare gezinnen. Hij vraagt ook om de volledige schooltoelage uit te betalen in september, bij de start van het schooljaar wanneer gezinnen de meeste kosten hebben. De overheid moet ook werk maken van een betere afstemming van school- en studietoelagen op de reële studiekost. De Vlor is verheugd dat hbo5-studenten ook aanspraak zullen kunnen maken op een studietoelage, maar stelt voor om het minimum aantal vereiste studiepunten daarvoor te verlagen (minder dan 27).
Universele participatietoelage: participatie verhogend?
De Vlor vraagt zich af of de universele participatietoelage van 300 euro voor 3-4-jarige kleuters niet disproportioneel hoog is ten aanzien van de impact. Het is immers bekend dat de kleuterparticipatie in Vlaanderen vrij hoog is. Een toelage zal dus ook de reeds bereikte groep bereiken, terwijl er vooral maatregelen nodig zijn om de kleine groep van niet bereikte kleuters te laten participeren. Bovendien is de Vlor er niet van overtuigd dat dit soort van stimulans de participatie effectief zal vergroten. Hij gelooft veeleer in gezinsondersteunende initiatieven en vraagt vooral in te zetten op selectieve participatietoeslagen.
Algemene bedenkingen
De Vlor twijfelt er aan of de hervorming de vooropgestelde doelstelling van bestrijding van de kinderarmoede zal bereiken. De raad vraagt zich af waarom er geen armoedetoets is uitgevoerd die aantoont dat deze hervorming dit daadwerkelijk doet. Bovendien is hij er niet van overtuigd dat de hervorming een vereenvoudiging inhoudt en hij heeft grote vragen bij de budgetneutraliteit van deze operatie. De Vlor merkt ook op dat de conceptnota nog heel wat onduidelijkheden bevat. De raad vindt het ook moeilijk om een oordeel te vellen over de impact van de voorgestelde hervorming zonder te beschikken over simulaties. Hij dringt ook aan op een nauwgezette monitoring die nagaat of de toelagen terechtkomen bij de gezinnen die ze nodig hebben.