Advies over de gelijkwaardigheiderkenning van buitenlandse diploma's in het hoger onderwijs in Vlaanderen
De Vlor brengt op eigen initiatief een advies uit over de gelijkwaardigheiderkenning van buitenlandse diploma's. De raad stelt daarin een aantal hervormingen voor in de geest van de Erkenningsconventie van Lissabon.
Om buitenlandse hogeronderwijskwalificaties te beoordelen, moet in de eerste plaats worden onderzocht of er substantiële verschillen bestaan. Dat betekent dat in het eindoordeel over erkenning ruimte wordt gelaten voor afweging, deliberatie en compensatie.
De raad stelt voor om het basisprincipe van het substantiële verschil decretaal te verankeren en de organisatie en procedure van de gelijkwaardigheiderkenning via een besluit te regelen.
In zijn advies doet de Vlor voorstellen voor de concrete implementatie van de erkenningsprocedure. Hij stelt ook vier mogelijke erkenningsbeslissingen voor:
- de buitenlandse kwalificatie is gelijkwaardig aan een welbepaalde Vlaamse kwalificatie;
- de aanvrager moet nog bijkomende (nader omschreven) inspanningen leveren om de Vlaamse kwalificatie te behalen;
- niveaugelijkwaardigheid (bijvoorbeeld ‘master niveau', zonder specificatie van het studiegebied);
- een verklaring dat een buitenlandse kwalificatie gelijkwaardig is aan een Vlaamse kwalificatie in een welbepaald studiedomein, zonder dat ze gelijkwaardig is aan een van de welbepaalde opleidingen die in Vlaanderen in dat studiedomein worden georganiseerd.
Om de kwaliteit van de erkenningsprocedures te verhogen, moet de overheid de nodige middelen uittrekken. Dergelijke – bij voorkeur kostendekkende – investeringen passen helemaal in de competentieagenda van de Vlaamse Regering.