Advies over decreet over het stelsel van leren en werken

Met het decreet over het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap wil de overheid de regelgeving voor de systemen van leren en werken (DBSO, deeltijdse vorming en leertijd) bundelen in één decreet. De Raad Secundair Onderwijs schaart zich achter de algemene principes van deze operatie, maar oppert in zijn advies ook verschillende bezwaren, opmerkingen en tegenvoorstellen.

Voltijds engagement De raad gaat akkoord met het globale concept van het voltijdse engagement voor de jongere, maar niet met de koppeling ervan aan de financiering/subsidiëring van de centra*. Of de jongeren het voltijds engagement nakomt, is immers niet alleen de verantwoordelijkheid van de centra maar ook van de jongeren, zijn ouders en het bedrijfsleven. Bovendien zijn er praktische bezwaren en hebben de maatschappelijk zwakste jongeren een groeifase naar zo'n engagement nodig. De raad pleit daarom voor een meer flexibele regeling en een inspanningsverplichting voor de centra.

Trajecten Er komen trajectfasen die rekening houden met de mate waarin de jongere rijp en bereid is om deeltijds te werken: persoonlijk ontwikkelingstraject (geen arbeidsdeelname), voortraject, brugtraject en de eigenlijke arbeidsdeelname. De raad gaat akkoord maar vraagt dat een voortraject in het DBSO en de leertijd hetzelfde zou betekenen.

In- en uitschrijven Het decreet zal de positie en de afstemming van de drie leersystemen duidelijker maken voor het veld. Een inschrijving kan enkel gebeuren in een centrum DBSO en in de leertijd. Een centrum voor deeltijdse vorming kan een leerling wel screenen om te bepalen in welke trajectfase hij thuishoort (inschaling). De raad gaat niet akkoord met de criteria voor de uitschrijving van +18-jarigen. Hij vraagt dat jongeren die op hun achttiende niet deeltijds werken (arbeidsdeelname) nog tot hun twintigste aan alle trajectfasen kunnen deelnemen en zich op integratie in de maatschappij kunnen voorbereiden.

Modulair opleidingsaanbod De raad gaat akkoord met de invoering van een modulaire aanpak indien de overheid hiermee niet het tijdelijk project “modulaire organisatie” veralgemeent. Hij vindt dat de centra autonoom moeten beslissen over hun opleidingsaanbod. Zij kunnen daarover best op lokaal niveau overleggen in de centrumraad of de geëigende overlegorganen in de leertijd, en niet in een regionaal overlegplatform. De raad is tegen de afschaffing van de centrumraad.

Studiebekrachtiging De raad ondersteunt het principe dat een leerling dezelfde studiebekrachtiging kan behalen als die in het gewoon secundair onderwijs, indien hij heeft voldaan aan dezelfde voorwaarden. In de praktijk is dit nog niet mogelijk door de manier waarop de deeltijdse leersystemen georganiseerd zijn. Dat de leerling eerst een certificaat haalt en daarna een eindstudiebewijs als hij slaagt voor 'algemene vorming', zou de raad graag geïntegreerd zien.

Regionale overlegplatformen De werking van de regionale overlegplatformen zou gericht moeten zijn op een tweedelijnsfunctie. De bevoegdheden die het decreet wil invoeren, ondergraven de autonomie van de besturen. Dat de centra moeten deelnemen aan de regionale overlegplatformen om hun financiering/subsidiëring te krijgen, keurt de raad af.

Tot slot gaat hij evenmin akkoord met de verplichting om een jongere bij inschrijving in het centrum, ook bij de VDAB als werkzoekende in te schrijven.

* Met centra bedoelen we de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) de centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen en de centra voor deeltijdse vorming.
Download hier het volledige advies (PDF, 144.56KB)