Advies over een vereenvoudigd studiegeldenmechanisme
In het kader van de besprekingen over OD XXII werkte de Vluhr (in consensus met VVS) een voorstel uit om het systeem van bepaling van studiegelden te vereenvoudigen. De overheid werkte een tegenvoorstel uit. De partijen kwamen op het VOC niet tot een vergelijk. De overheid was echter van mening dat een compromis wel mogelijk is en vroeg daarom op 31 augustus 2012 aan de Vlor om het overleg hierover opnieuw te voeren en een consensusvoorstel uit te werken.
Het voorstel dat de Vlor voorlegt, gaat nog steeds uit van vereenvoudiging. De Vlor beoogt een systeem met meer transparantie voor studenten en hun ouders. Voor de instellingen vermindert de planlast. Daarnaast staat het voorstel voor budgettaire neutraliteit. Het voorstel veroorzaakt geen grote verschuivingen in de inkomsten van instellingen en geen verhoging van het studiegeld voor de meerderheid van de studenten. De discussie die binnen de Vlor gevoerd werd is ook geen voorafname op het ruimere debat over de hoogte van de studiegelden.
Het voorliggende Vlor-voorstel legt een lineair systeem van studiegelden vast waarbij alle studenten die één of meerdere inschrijvingen nemen, eenmalig eenzelfde vast bedrag betalen verhoogd met een bedrag per opgenomen studiepunt. Dit laatste bedrag is variabel en is afhankelijk van de categorie van student (beurstariefstudent, niet-beurstariefstudent, bijna-beursstudent). De verhouding tussen het vaste en studiepuntafhankelijke gedeelte moet het diplomagericht studeren stimuleren. Alle studenten betalen een vast bedrag van 58 euro. Niet-beurstariefstudenten betalen daarbij 8.7 euro per opgenomen studiepunt. Beurstariefstudenten en bijna-beursstudenten betalen 0.7 euro per opgenomen studiepunt. Dit is zo voor studenten van de hogescholen en van de universiteiten.
In zijn advies beargumenteert de Vlor de keuzes uit zijn voorstel.
Download hier het volledige advies