Advies over de internationale mobiliteit van studenten met een functiebeperking
De Vlor raakte in het verleden al meerdere malen het thema aan van de internationale mobiliteit van studenten met functiebeperkingen. Zo wees hij er in 2010 al op dat studenten met een functiebeperking ook de kans moeten krijgen om deel te nemen aan internationale mobiliteit en dat hiervoor de nodige ondersteuning voor voorzien moet worden. Naar aanleiding van een recente bevraging van het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) zet de raad zijn beleidsaanbevelingen hierover op een rij. Hij heeft het dan zowel over inkomende als uitgaande mobiliteit van studenten met een functiebeperking.
Aanbevelingen voor de Vlaamse en internationale overheid
Nood aan correcte en transparante dataverzameling
De Vlor wees er herhaaldelijk op dat er weinig betrouwbare gegevens over internationalisering en mobiliteit voorhanden zijn. Zijn pleidooi voor een correcte en vergelijkbare dataverzameling op nationaal en internationaal niveau bleef tot nu toe grotendeels onbeantwoord. Het zal dan ook niet verbazen dat er over de mobiliteit van studenten met een functiebeperking weinig gegevens beschikbaar zijn. De bevraging van het SIHO legt dit pijnpunt opnieuw bloot. De Vlor beveelt dan ook een correcte en transparantie dataverzameling aan.
Nood aan sensibiliseringsacties
Studenten met een functiebeperking nemen weinig deel aan internationale mobiliteit en hun aantal is de afgelopen jaren ook niet toegenomen, ook al is internationalisering in het algemeen wel toegenomen. De Vlor is van mening dat het informeren en sensibiliseren van studenten met een functiebeperking essentieel is in deze problematiek: zij moeten beter en gerichter geïnformeerd worden over de mogelijkheden en meer en transparantere informatie over de financieringsmogelijkheden krijgen.
Leerhulpmiddelen en sociale kaart
Daarnaast is het belangrijk dat de overheid werkt aan de meeneembaarheid van leerhulpmiddelen en persoonlijke assistentie. Ook een sociale kaart per provincie zou voor instellingen een hulp zijn om ondersteuning aan te bieden. Hierin kan dan teruggevonden worden met welke of sociale of vrijwilligersverenigingen reeds door instellingen succesvol is samengewerkt.
Aanbevelingen voor de instellingen
Nood aan een structurele aanpak en samenwerking
Instellingen rapporteren dat vandaag vaak met ad-hocoplossingen wordt gewerkt. Een meer gestructureerde aanpak en meer en betere samenwerking tussen de verschillende diensten van een instelling is daarom aangewezen.
Een goed beeld van de ondersteuningsnood
De Vlor acht het essentieel dat de instelling die de student met een functiebeperking ontvangt, een goed beeld heeft van de ondersteuningsnood van de student (overdag, ’s avonds, in het weekend). Daarom pleit de Vlor voor:
- een intakevragenlijst in het Engels voor alle Vlaamse instellingen hoger onderwijs, ontwikkeld door bijvoorbeeld het SIHO.
- een warme informatieoverdracht over de specifieke noden van de student tussen de uitsturende en ontvangende instelling.
- een voorbezoek ter plaatse zodat een correcte inschatting gemaakt kan worden van de noden maar ook bekeken kan worden of de voorgestelde oplossingen adequaat zijn (toegankelijkheid van de campus, aangepast wonen, …). De raad vindt het positief dat daarvoor vanaf het werkjaar 2018 opnieuw financiering aangevraagd kan worden bij Epos. Hij vraagt Epos dit zo snel als mogelijk aan de instellingen bekend te maken.
Aanmeldingsprocedure
De Vlor vindt het belangrijk dat studenten goed op de hoogte zijn van de verschillende aanmeldingsprocedures. De website van het SIHO geeft hierover duidelijke informatie voor Vlaamse studenten en beperkte informatie in het Engels. Bekeken moet worden of deze informatie ook niet in het Engels kan aangeboden worden en hoe buitenlandse studenten daar best over geattendeerd worden.
Aangepast wonen
De Vlor vindt het omkaderd wonen, waarbij de student met een functiebeperking een beroep kan doen op medestudenten/bewoners, een goed praktijkvoorbeeld dat ook in het buitenland navolging verdient. Instellingen kunnen hierover met hun buitenlandse partnerinstellingen overleggen