Advies over de modernisering van het aanbod in het secundair onderwijs
Op 13 januari keurde de Vlaamse Regering de conceptnota goed die het toekomstig studieaanbod van het gemoderniseerde secundair onderwijs vastlegt en ordent: de basisopties in de eerste graad en de matrix voor de tweede en derde graad. Om dat nieuwe studieaanbod en de ordening ervan te beoordelen, toetste de Vlor het aan de doelstellingen van de conceptnota en de principes van het masterplan: een transparant en rationeel studieaanbod, een herwaardering van het technisch georiënteerd onderwijs, mogelijkheden voor een getrapte studiekeuze, het tegengaan van de waterval en voldoende ruimte voor scholen voor de invulling van het studieaanbod. Op basis van die toetsing, vindt de Vlor dat er een aantal stappen zijn gezet. Er blijven echter belangrijke pijnpunten en gemiste kansen in de beslissing van de Vlaamse Regering die de realisatie van de doelstellingen van het masterplan over de modernisering van het secundair onderwijs hypothekeren.
Noodzakelijke bijsturingen
De Vlor vraagt met aandrang aan de Vlaamse Regering om die pijnpunten weg te werken. Om dat dat te realiseren, is meer tijd nodig dan de strakke timing van 1 september 2018.
Eerste graad: oriënterende functie optimaliseren
De eerste graad is te weinig oriënterend omdat de schoolkeuze na het zesde leerjaar bepalend kan zijn voor de verdere schoolloopbaan. Vooral voor sociaal kwetsbare leerlingen is dit problematisch en is kiezen vaak verliezen. De Vlor blijft pleiten voor een positieve school- en studiekeuze op basis van inzicht, interesse en capaciteiten van de leerling en dus onafhankelijk van de sociaal-economische en sociaal-culturele status. Om te garanderen dat de eerste graad van het secundair onderwijs leerlingen oriënteert en echt voorbereidt op een meer bewuste en gerichte studiekeuze voor een breder ingevulde studierichting in de tweede graad, is het nodig dat leerlingen zowel in de A- als in de B-stroom kunnen kiezen voor verschillende en voldoende brede basisopties, beperkt in aantal en zonder hiërarchisch verband. Op die leeftijd zijn jongeren nog immers zoekende. Zij moeten hun mogelijkheden kunnen exploreren. Als er in die eerste graad wordt gedifferentieerd, dan moet dat gebeuren door remediëring, verbreding en verdieping van de basisvorming. Vooral de inhoud van de basisvorming moet de keuze voor alle domeinen in de tweede graad openhouden. De klassenraad kan de keuze voor basisopties niet beperken. Zij kan wel adviseren. Ten slotte moet het in de eerste graad ook mogelijk zijn om te schakelen tussen A en B.
Matrix tweede en derde graad
De Vlor vraagt om de studierichtingen in de tweede graad breder in te richten en om de inhoudelijke coherentie te bewaken tussen de breder ingevulde studierichtingen in de tweede graad en de fijnmazigere studierichtingen in de derde graad. In de matrix die de regering voorstelt, komen alle studiedomeinen niet evenwaardig aan bod. Zo bestrijkt het domein Sport niet het hele spectrum aan finaliteiten. In de derde graad zijn er studierichtingen die geen band hebben met een onderliggende brede studierichting in de tweede graad. Zo is er bijvoorbeeld geen brede studierichting als onderbouw voor de derde graad Wellness en Schoonheid. Of in het aso kunnen leerlingen na de tweede graad Moderne talen alleen kiezen voor Moderne talen-wetenschappen of Economie-moderne talen. Die studierichtingen spreken echter niet alle leerlingen aan die een hoog abstractieniveau aankunnen en veel belangstelling hebben voor talen. De Vlor vraagt ook om de coherentie te herbekijken tussen Se-n-Se en de derde graad van de studierichtingen met een dubbele finaliteit en een finaliteit arbeidsmarkt. Nu zijn er in de derde graad zeer specifieke studierichtingen die eerder thuis horen in een Se-n-Se aanbod. De raad wil ook duidelijkheid over de certificering van alle leerlingen die het secundair onderwijs verlaten en over hun doorstroommogelijkheden naar het hoger onderwijs, met inbegrip van hbo5. Verder pleit de Vlor er voor om de studierichtingen in de derde graad niet automatisch te koppelen aan ingeschaalde beroepskwalificaties, maar om te vertrekken vanuit de behoeften van het doelpubliek en van de finaliteit van het secundair onderwijs. De Vlor vraagt ook om de opleidingsvormen van het buitengewoon en het deeltijds beroepssecundair onderwijs een plaats geven in de matrix.