Advies over decreet werkingsbudgetten basis- en secundair onderwijs

De Vlaamse Onderwijsraad staat in het algemeen positief tegenover het voorontwerp van decreet waarmee de onderwijsminister de werking van het leerplichtonderwijs op een nieuwe manier wil financieren.

Dit advies over de werkingsbudgetten van basis- en secundaire scholen is het tweede in het huidige schooljaar. In september gaf de Vlor al advies over de discussienota over de financiering van het leerplichtonderwijs.

Het nieuwe financieringssysteem wil de werkingsmiddelen ingrijpend herverdelen, op basis van twee principes:

  • gelijke middelen voor elk kind met dezelfde noden,
  • gelijke middelen voor elke school in dezelfde situatie.
In zijn advies schaart de Vlor zich achter die twee belangrijke uitgangspunten.

Geen verliezers
Uit simulaties blijkt dat heel veel scholen meer werkingsmiddelen zullen krijgen en dat geen enkele school er zal verliezen. Dat vloeit voort uit de manier waarop de middelen verdeeld worden, maar daarnaast wordt het bedrag van de werkingsmiddelen substantieel verhoogd. Die verhoging is overigens de reden waarom de Vlor globaal een positief advies heeft uitgebracht.

De raad heeft zich hard ingespannen om zeer snel advies uit te brengen. Hij vindt immers dat het decreet zo snel mogelijk naar het Vlaams Parlement moet gaan, zodat de scholen al vanaf september 2008 meer werkingsmiddelen kunnen krijgen. Door het besluitvormingsproces dat aan dit voorontwerp voorafging, hebben twee groepen zich verschillend gepositioneerd. Het GO! en de groeperingen van inrichtende machten vinden het voorontwerp een goede vertaling van de processen-verbaal die zij met de minister hebben ondertekend. De andere geledingen van de Vlor hebben in het Vlor-advies hun standpunten verwoord over alle elementen uit het voorontwerp.

Leerlingenkenmerken
Nieuw is dat de overheid bij de berekening van de werkingsbudgetten voortaan niet alleen rekening zal houden met schoolkenmerken, maar ook met vier leerlingenkenmerken:

  • het opleidingsniveau van de moeder,
  • de thuistaal van de leerling,
  • het wel of niet ontvangen van een schooltoelage,
  • de buurt waarin de leerling woont.
De Vlor vindt die leerlingenkenmerken aanvaardbaar. Hij heeft wel vragen bij de manier waarop ze worden gedefinieerd en opgevraagd.

Opleidingsniveau
Voor het opleidingsniveau van de moeder blijft de overheid voorlopig afhankelijk van de verklaringen op eer die de scholen opvragen. Het criterium zelf is duidelijk: leerlingen van wie de moeder geen diploma secundair onderwijs of geen getuigschrift van het tweede jaar van de derde graad BSO heeft, tikken aan. De overheid wil een centraal register aanleggen van alle diploma's die in Vlaanderen worden uitgereikt, zodat de scholen de gegevens niet meer moeten opvragen. Volgens de Vlor lost dat niet alle problemen op: wat gebeurt er bijvoorbeeld met buitenlandse diploma's?

Thuistaal
Ook de thuistaal van de leerling moeten scholen opvragen in een verklaring op eer. Hier is het voorontwerp niet duidelijk: tikt een leerling aan als hij meestal een andere taal spreekt met beide ouders of met een van de ouders? De Vlor vindt dat het decreet dat duidelijk moet bepalen.

Schooltoelage
Hoeveel leerlingen een schooltoelage ontvangen, zullen de scholen te weten komen op basis van gegevens van het departement. De Vlor signaleert hier een probleem: voor een onderdeel van hun financiering zijn de scholen afhankelijk van het feit of ouders een schooltoelage aanvragen, terwijl ze daar zelf geen vat op hebben. Zij weten immers niet wie een schooltoelage heeft aangevraagd en wie niet. Daarom vraagt de Vlor de overheid om een automatische toekenning van schooltoelagen in te voeren.

Woonbuurt
De buurt waarin de leerling woont, is als kenmerk wel duidelijk omschreven. Een leerling tikt aan als hij woont in één van de buurten die

Download hier het volledige advies (PDF, 63.02KB)