Advies over flexibilisering in hoger onderwijs
De Raad Hoger Onderwijs levert met dit advies op eigen initiatief zijn bijdrage aan het aanbouwdecreet over flexibilisering dat de minister voorbereidt.
Flexibilisering kan in het hoger onderwijs verschillende vormen aannemen. Dit advies spitst zich toe op de onderwijsorganisatie met de invoering van een creditsysteem als hoeksteen, omdat daar overheidsinitiatief voor nodig is en omdat soepele organisatievormen flexibilisering in andere domeinen stimuleert.
De raad somt eerst redenen op om de flexibilisering die het structuurdecreet al toelaat, nog uit te breiden:
- bevorderen van internationale mobiliteit en die tussen opleidingen en instellingen in Vlaanderen;
- individuele leerwegen mogelijk maken;
- elders of eerder verworven competenties en kwalificaties (EVC/EVK) inpassen;
- soepele heroriëntatie van studenten;
- wegwerken van de beperkingen van het individueel aangepast jaarprogramma (IAJ).
Een flexibele onderwijsorganisatie moet volgens de Raad Hoger Onderwijs voldoen aan vier grote voorwaarden:
- de studieduur in een creditsysteem blijft ongeveer dezelfde als in het jaarklassensysteem;
- de studenten genieten even grote rechtszekerheid als nu;
- de autonomie van de instellingen lijdt niet onder te veel of te strakke regelgeving. Een juridisch kader volstaat zodat de instellingen zelf kunnen beslissen welke vormen van flexibilisering ze invoeren;
- de kwaliteit van de opleidingen blijft even hoog.
De invoering van een creditsysteem is de basis van een flexibele onderwijsorganisatie. Het maakt meer combinaties en variatie mogelijk in opleidingen, instellingen, studieduur, enz. zodat studenten hun leerweg meer kunnen individualiseren. Het advies gaat uitgebreid in op de kenmerken van een creditsysteem, op de praktische organisatie en de consequenties voor de studenten, opleidingen en instellingen. Het beantwoordt ook vragen over de coherentie en kwaliteitsbewaking, over EVC/EVK, examens, diplomering, enz. in een creditsysteem.
Behalve credits, zijn nog andere elementen belangrijk. De raad onderscheidt:
- interorganisatorische flexibilisering, die bijv. de doorstroom tussen opleidingen helpt verbeteren door ze goed op elkaar af te stemmen;
- intra-organisatorische flexibilisering, wat inhoudt dat men de randvoorwaarden van een opleiding (roosters, lokalen, administratie) zo organiseert dat ze een individuele leerweg toelaten.
Flexibilisering van de onderwijsorganisatie moet uiteindelijk individuele leerwegen mogelijk maken zodat het hoger onderwijs maximaal kan inspelen op de behoeften, interesses en achtergrond van de individuele student. Zo kunnen nieuwe doelgroepen de weg naar het hoger onderwijs vinden wat de democratisering ervan ten goede komt.
Een flexibele onderwijsorganisatie verplicht de instellingen wel om hun studenten intensiever te begeleiden. De raad pleit ervoor dat de instellingen samenwerken bij de uitbouw van leertrajectbegeleiding. Het advies besluit met een reeks aandachtspunten en opdrachten voor de overheid en voor de opleidingen.