Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen
Het advies van de Raad Hoger Onderwijs over het voorontwerp van dit aanvullingsdecreet concentreert zich op de rechtspositie van de student en op de participatie. Over de mogelijke integratie van de opleidingen hoger onderwijs voor sociale promotie (HOSP) zal de Vlor een apart advies formuleren.
De raad vindt de beschrijving van de rechtspositie van de student een helder vertrekpunt voor de rechtsbescherming. De raad kan zich vinden in de beschrijving van een inschrijving als een toetredingsovereenkomst, als dat maar niet betekent dat een student slechts een consument zou zijn van onderwijs dat een instelling aanbiedt. In de visie van de raad zijn studenten essentiële partners in de instelling. Dat impliceert dat hun participatie verder gaat dan het vrijhouden van zitjes en inschrijven van basisrechten.
Studentenparticipatie houdt in dat het hele beleid van een instelling ook namens de studenten tot stand komt. De raad betreurt dat de participatie van het personeel nauwelijks in het ontwerpdecreet aan bod komt.
De oprichting van een Raad voor Examenbetwistingen vindt de Vlor goed. Dat geldt eveneens voor de komst van studentenraden op het niveau van de instelling en associatie. De raad stelt aan de instellingen voor om ook studentenraden op te richten op het niveau van de faculteiten of departementen. Zij zouden het werk van de studentenvertegenwoordigers in andere raden democratisch onderbouwen. En meteen zouden de communicatie en de doorstroming van studentenvertegenwoordigers naar het algemene niveau kunnen verbeteren.
Voor de vorming van de studentenvertegenwoordigers zouden de instellingen middelen moeten voorzien. De voorwaarde dat minstens 10% van de studenten moeten deelnemen aan verkiezingen, vindt de raad momenteel niet zinvol. Belangrijker is dat de studenten en het personeel ‘au sérieux' genomen worden in de medezeggenschaporganen; dat de andere leden dus rekening houden met hun adviezen.
De raad waardeert het dat instellingen veel autonomie krijgen om de vorm van de participatie zelf in te vullen. Hij veronderstelt dat de studenten bij dat proces betrokken zullen worden zodat er een draagvlak ontstaat waar personeel en studenten meedenken over het beleid.