Globaal beleid voor inclusief en duurzaam onderwijs aan dove en slechthorende kinderenAdvies over het voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs wat betreft de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal
De Vlaamse regering wil in het gewoon basisonderwijs een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal mogelijk maken. Daarin zullen kinderen die doof of slechthorend zijn, en horende kinderen die dat wensen, les krijgen in Vlaamse Gebarentaal en Nederlands.
Breder perspectief
De Vlor vraagt dat er vanuit een breder perspectief gekeken wordt naar het onderwijs voor alle dove en slechthorende leerlingen. Dat vraagt beleid dat tegemoetkomt aan de noden van de verschillende onderwijsvormen en onderwijs mogelijk maakt op maat van de diversiteit aan leerlingenprofielen. Nu maakt men middelen vrij voor een specifiek model voor een beperkte doelgroep. De raad vindt het ook vreemd om niet de resultaten af te wachten van het onderzoek naar vormen van tweetalig onderwijs voor VGT-talige kinderen en de praktische uitwerking ervan in binnen- en buiteland. Dat onderzoek wordt eind september 2023 afgerond.
Specifieke opleiding voor leraren en ondersteuners va dove en slechthorende leerlingen
In tegenstelling tot andere landen heeft Vlaanderen geen specifieke opleiding voor onderwijzers of ondersteuners van dove en slechthorende kinderen. Nochtans is die opleiding broodnodig om de uitrol van de taalafdeling haalbaar en duurzaam te maken. Deze onderwijsvorm vraagt een specifieke pedagogische en didactische aanpak. Dergelijke opleiding is ook belangrijk voor andere onderwijsvormen en ondersteuning van dove en slechthorende kinderen in gewoon en buitengewoon onderwijs.
Inclusie en duurzaamheid als uitgangspunten
De Vlor onderschrijft het idee dat de nieuwe taalafdeling inclusie kan bevorderen, maar dat is niet gegarandeerd. Het is niet duidelijk hoeveel scholen een afdeling NL-VGT zullen willen en kunnen oprichten en of die afdeling dan echt inclusief vormgegeven wordt. Het is niet zeker dat het aanbod tegemoet zal komen aan de keuzevrijheid van ouders en leerlingen en hun vraag naar onderwijs dicht bij huis. De Vlor stelt zich ook vragen bij de continuïteit voor scholen en wijst op de nood aan een minimumpakket aan uren, los van het aantal leerlingen, om expertise op te bouwen en een duurzaam aanbod uit te werken.