Advies over de talennota 'De lat hoog voor talen in iedere school'

Het algemeen concept en de hoofddoelstellingen die onderwijsminister Frank Vandenbroucke in de talennota “De lat hoog voor talen in iedere school” verwoordt, vindt de Vlor positief en wenselijk. De raad heeft wel bedenkingen en aanvullingen bij sommige visies en voorgestelde maatregelen.

De Vlor deelt de twee hoofdbekommernissen van de minister:

  • de schoolprestaties van taalzwakkere leerlingen verbeteren dankzij een betere kennis van de schooltaal. Het aspect schooltaal moet daarom inderdaad meer aandacht krijgen in zaakvakken.
  • alle jongeren de kans geven om een minimale kennis van twee bijkomende vreemde talen te verwerven.

Wat moet een leerling kunnen?
Het Europees Referentiekader voor de Talen (ERK) noemt de raad een geschikt instrument om niveaus van taalbeheersing te omschrijven. Het biedt een houvast om te bepalen welke talenkennis men van leerlingen mag verwachten in een bepaalde studierichting. De scholen moeten wel voldoende ruimte behouden om te werken aan attitudes en aan de culturele inbedding van de taal die ze aanleren. Als grammatica nodig is om vaardigheden te verwerven, moet daar ruimte voor blijven.

Vreemde talen in basisonderwijs
De raad vindt dat bij talensensibilisering in het basisonderwijs best ook elementen aan bod komen uit de moedertaal van de anderstalige leerling. Bij de overgang van basis- naar secundair onderwijs is de Vlor voorstander van lokaal overleg over de aansluiting. De Vlor steunt ook de keuze om het onderwijs Frans in het basisonderwijs verder toe te vertrouwen aan onderwijzers.

Vreemde talen in secundair
Alle leerlingen, ook in het beroepsonderwijs, moeten inderdaad twee vreemde talen kunnen leren. Maar dat mag niet leiden tot meer ongekwalificeerde uitstroom. Welke talenkennis en op welk niveau moet daarom afhangen van studiegebied en studierichting. In studierichtingen waar taal niet functioneel is voor de latere beroepsuitoefening mag een tekort voor talen geen gevolgen hebben voor de doorstroming.

Ondersteuning schooltaal
Een goede beheersing van de schooltaal verhoogt de slaagkansen van anderstalige leerlingen aanzienlijk. De minister stelt tweedelijnsondersteuning en betere omkadering in het kleuteronderwijs in scholen met veel GOK-leerlingen in het vooruitzicht. De Vlor vindt dat een goed idee, maar wil dat ook voor scholen met veel anderstalige leerlingen die geen GOK-leerlingen zijn. Meer aandacht voor taalproblemen in grote steden, mag zich niet beperken tot Gent, Brussel en Antwerpen.

De praktijk leert dat veel leerkrachten onvoldoende voorbereid zijn op de omgang met anderstalige leerlingen in de klas. Maar ook een bewustere en doelgerichtere aandacht voor de taalontwikkeling in elke les, volstaat niet om ook bij die leerlingen goede resultaten te halen. De Vlor vraagt verder onderzoek naar de oorzaak van de blijvende achterstelling van anderstalige leerlingen in het onderwijs, ondanks de voortdurende inspanningen op dit vlak.

De raad gaat akkoord met het voornemen om ontwikkelingsdoelen te formuleren voor anderstalige nieuwkomers. Vervolgcoaches voor deze leerlingen na het onthaalonderwijs vindt hij een goede maatregel.

Taalvaardigheidsonderwijs
Er gaat in de lessen Nederlands vandaag veel meer aandacht naar taalvaardigheid dan vroeger. Het is aan de leerplanmakers om met argumenten de verhouding tussen onderwijs over taal (grammatica, taalbeschouwing, enz.) en taalvaardigheidsonderwijs te bepalen. Dat is geen taak van de overheid. Zelf zorgen voor een nascholingsaanbod is dat evenmin. De overheid kan het nascholingsaanbod sturen via de prioritaire thema's.

De minister beperkt zich in de talennota tot het gewoon voltijds leerplichtonderwijs. Hij zegt evenmin iets over de creatie van een taalvriendelijke omgeving, de toekomst van OETC en de specifieke situatie van Brussel.

Download hier het volledige advies (PDF, 60.24KB)