Advies over onderwijs aan kinderen en jongeren met ernstige meervoudige beperkingen
De Algemene Raad heeft advies uitgebracht over de wijze waarop het recht op onderwijs van kinderen en jongeren met zeer ernstige meervoudige beperkingen beter gegarandeerd kan worden. De Vlor gaat ervan uit dat kinderen en jongeren met ernstige meervoudige beperkingen recht hebben op onderwijs, ongeacht in welke setting dat onderwijs verstrekt wordt.
Dit principe sluit aan bij bepalingen van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en bij recente visies op de ondersteuning van kinderen en jongeren met een handicap waarin empowerment en zelfbepaling, inclusie en persoonsgerichte of vraaggestuurde ondersteuning vanuit individuele ondersteuningsnoden voorop staan.
Om het recht op onderwijs te kunnen waarmaken, moet er een geïntegreerd en complementair onderwijs- en zorgaanbod worden uitgebouwd waarin onderwijsinhoud, therapie en zorg in elk aanbod voorhanden zijn. Dat vraagt een nog intensere samenwerking tussen onderwijs- en welzijnsinstellingen en eventueel andere sectoren. Alleen zo kan men de continuïteit in het aanbod garanderen in combinatie met de flexibiliteit van individuele oplossingen voor de onderwijs- en zorgbehoeften van elk kind. Zo een complementair en geïntegreerd onderwijs- en zorgaanbod kan op één locatie aangeboden worden, maar dat hoeft niet. Essentieel is dat onderwijs- en welzijnsvoorzieningen gezamenlijk en elkaar aanvullend het beoogde onderwijs- en zorgaanbod realiseren.
De raad vindt dat de overheid instrumenten moet creëren om deze samenwerking tussen organisaties van Onderwijs, Welzijn of andere sectoren te vergemakkelijken en te stimuleren. Hij pleit voor een protocol tussen de ministers bevoegd voor Onderwijs en Welzijn dat de globale beleidsafspraken tussen deze twee sectoren beschrijft en de betrokken organisaties op het veld meer mogelijkheden, flexibiliteit en stimulansen geeft om met concrete samenwerkingsverbanden het gezamenlijk aanbod uit te bouwen. Op lokaal en regionaal niveau zouden concrete samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan via een convenant. De samenwerking moet zeker betrekking hebben op personeelsomkadering, infrastructuur en vervoer.
In elke regio moet een geïntegreerd en complementair aanbod voor deze doelgroep beschikbaar zijn. De overheid moet daarom werk maken van een adequate regionale spreiding van onderwijs- en welzijnsorganisaties die deze doelgroep opvangen.
Het advies bevat ook specifieke aanbevelingen voor de sectoren Onderwijs en Welzijn. Zo zou onderwijs moeten nadenken over een aanpassing van de regelgeving over de vrijstelling van de leerplicht en over een basisomkadering. Onderwijsinstellingen zouden zich ook flexibeler moeten kunnen organiseren zonder overdreven overheidsregulering. Aan Welzijn vraagt de Vlor om een herstructurering van (semi-)internaten voor niet-schoolgaanden, een persoonlijk assistentiebudget (PAB) voor niet-schoolgaanden, een soepeler overgang van minderjarigenzorg naar volwassenenzorg en een aanpassing van de VIPA-subsidiëring (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden).
De raad kon voor dit advies terugvallen op zijn visietekst van juni 2006 en een inventarisatie-onderzoek van prof. Bea Maes en prof. Katja Petry (K.U.Leuven) waarvan de resultaten als bijlage bij het advies zijn gevoegd.