Advies over vreemdetalenonderricht voor jonge kinderen
Het afgelopen schooljaar hield de Raad Basisonderwijs een probleemverkenning over vreemdetalenonderwijs aan jonge kinderen. Zij nodigde acht deskundigen uit om dit onderwijskundige vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken samen te bekijken en te analyseren. De verkenning leidde tot deze adviestekst. Hij geeft een synthese van de verschillende inhoudelijke aspecten die aan bod kwamen en besluit met een advies. De bijdragen van de deskundigen en de adviestekst zijn gebundeld in de publicatie Meer talen in de basisschool? Een verkenning.
De raad had meerdere redenen om een probleemverkenning over vreemdetalenonderricht op te zetten. Het is een onderwerp van maatschappelijk debat. Er zijn basisscholen die hun leerlingen op jonge leeftijd een vreemde taal (willen) aanleren. In Wallonië is dat wettelijk geregeld en kunnen basisscholen onderdompelingsonderwijs in het Nederlands, het Engels of het Duits organiseren. De Europese Unie streeft naar meertaligheid van zijn inwoners en rekent op het onderwijs om daar op jonge leeftijd mee te beginnen. In het voorjaar vaardigde het Vlaams Parlement een decreet uit dat vreemdetaleninitiatie toestaat en tweedetaalonderwijs in het Frans verplicht in het vijfde en zesde leerjaar.
Het advies geeft eerst de motivatie om vroeger met vreemdetalenonderricht te starten en belicht de huidige situatie in het Vlaamse basisonderwijs. Daar hoort ook de juridische context bij. België heeft immers specifieke regels voor de taalgebieden, faciliteitengemeenten en taalgrensgemeenten. Bovendien bestaat er juridisch een verschil tussen een vreemde taal die men als een vak aanleert (onderwijsbevoegdheid) en de onderwijstaal waarin men lesgeeft (onderwijstaalbevoegdheid). Voor immersie-onderwijs (het taalbad) kan dit juridische aspect een rol spelen.
De deskundigen zijn het erover eens dat jonge, normaal begaafde kinderen gemakkelijker een vreemde taal leren dan (jong)volwassenen. De gevoelige periode daarvoor eindigt met de puberteit. Zij hebben verschillende vormen en buitenlandse voorbeelden van vreemdetalenonderricht voorgesteld. Het advies geeft een bondig overzicht en gaat dan in op mogelijke problemen en keuzes die zich stellen. Bijvoorbeeld
- wat met leerlingen met leerproblemen of een allochtone achtergrond?
- alle tweedetaalonderwijs in één taal of keuzemogelijkheden?
- welke gevolgen zijn er voor de scholen, het Nederlands, de arbeidsmarkt?
- wat met de verwachtingen van ouders, de publieke opinie?
- volgens welke methodiek en wie zorgt voor didactisch materiaal?
- hoe vind je geschikte leerkrachten, wie zorgt voor hun begeleiding- of nascholing?
- wat zijn de financiële implicaties en hoe zullen scholen en leraren reageren?
Bij wijze van conclusie formuleert de Raad Basisonderwijs over de belangrijkste vragen een advies. Hij herhaalt zijn standpunt over het voorstel van decreet. De raad vindt dat taalinitiatie in een andere taal dan het Nederlands zinvol kan zijn. Maar dat men zo een onderwijsvernieuwing maar succesvol kan invoeren als er een hele reeks begeleidende maatregelen voorzien zijn. De raad staat achter de keuze om tweedetaalonderwijs in het Frans te verplichten in het vijfde en zesde leerjaar. Maar het moet veel meer gericht zijn op mondelinge communicatie en minder op schriftelijke. Engels komt beter pas in het secundair aan bod.
Het advies beschrijft ook enkele voorwaarden voor goede taalinitiatie en bevat aanbevelingen over de professionalisering van de leerkrachten op het gebied van tweedetaalonderwijs of initiatie in het Frans.